
De weg naar de diagnose
Diagnostische odyssee
​
Het diagnostische traject bij BMD is vaak langdurig en complex. De enorme variatie in symptomen, zelfs binnen dezelfde familie, maakt het onderscheid tussen BMD en andere neuromusculaire aandoeningen lastig. Daarnaast hebben patiënten vaak te maken met lange wachttijden, invasieve tests en onzekerheid. Hoewel een nauwkeurige diagnose deze onzekerheid kan verminderen, brengt het ook nieuwe vragen met zich mee over de prognose, complicaties en genetische implicaties.
​
De diagnose BMD wordt meestal gesteld op basis van drie belangrijke klinische waarnemingen:
​
-
Progressieve spierzwakte, vooral in de bekkengordel en dijen.
-
Een verhoogde CK-waarde, meestal toevallig ontdekt bij bloedonderzoek.
-
Een positieve familieanamnese, bijvoorbeeld andere familieleden met BMD of een niet-gekarakteriseerde spierziekte.
​​
1. Klinische verdenking: de eerste stap
​
De eerste indicatie van BMD kan variëren van spierzwakte en spierpijn tot hypertrofie van de kuiten of cardiale klachten. Soms wordt de aandoening pas vermoed na episodes van rhabdomyolyse, gekenmerkt door spierpijn, donkere urine (myoglobinurie), en verhoogde CK-waarden. De rol van spierzwakte en myalgie na inspanning, vooral bij excentrische activiteiten zoals traplopen of bergaf lopen, is hierbij significant.
​
Naast spierzwakte en krampen is een verhoogd creatinekinase (CK) in het bloed een belangrijke aanwijzing voor spierschade. CK-waarden kunnen oplopen tot duizenden eenheden per liter, zelfs in asymptomatische fasen. Deze biochemische marker speelt een cruciale rol bij het identificeren van neuromusculaire aandoeningen zoals Becker spierdystrofie (BMD).
​
2. Differentiaaldiagnose: een breder spectrum
​
Bij de diagnostiek van BMD moet een arts rekening houden met andere aandoeningen die vergelijkbare symptomen vertonen, zoals:
-
Limb-girdle musculaire dystrofieën (LGMD).
-
Spinale musculaire atrofie (SMA) type 3 of 4.
-
Metabole myopathieën, die energiestofwisselingsstoornissen omvatten.
​​
Daarnaast is het onderscheid tussen BMD en Duchenne spierdystrofie (DMD) vaak een uitdaging. Dit onderscheid wordt gemaakt door een combinatie van klinische, genetische en biochemische gegevens. Tabel 1 (toegevoegd aan deze pagina) biedt een overzicht van deze aandoeningen en hun specifieke kenmerken.
​
3. Diagnostische tests en beeldvorming
​
Om de diagnose BMD te bevestigen of uit te sluiten, zijn de volgende onderzoeken cruciaal:
​
-
CK-test: Een verhoogd CK-gehalte is vrijwel altijd aanwezig bij BMD en geeft aan dat er spierschade is.
-
Elektromyografie (EMG): Helpt bij het onderscheiden van spier- en zenuwproblemen.
-
Cardiale beeldvorming: Hartproblemen, zoals dilaterende cardiomyopathie, worden geëvalueerd met echocardiografie en/of MRI.
​​
4. Genetische analyse
​
Een genetische analyse is essentieel voor het identificeren van de onderliggende mutaties in het dystrofine-gen.
-
MLPA-analyse (Multiple Ligation-dependent Probe Amplification): Detecteert deleties en duplicaties, verantwoordelijk voor ongeveer 80% van de BMD-gevallen.
-
Next Generation Sequencing (NGS): Helpt bij het opsporen van complexere genetische varianten, maar vereist aanvullende interpretatie met klinische en biochemische gegevens.
​​
5. Spierbiopsie: extra diagnostische informatie
​
In gevallen waarin genetische testen geen duidelijkheid bieden, wordt vaak een spierbiopsie uitgevoerd. Deze kan:
​
-
De hoeveelheid dystrofine in spierweefsel meten.
-
Andere eiwitten zoals sarcoglycanen en calpain analyseren, wat kan helpen bij de differentiaaldiagnose.
​​
Een spierbiopsie is vooral nuttig bij jonge kinderen, waarbij klinisch onderscheid tussen DMD en BMD lastig is, of bij patiënten met atypische presentaties.
​
6. Diagnostische uitdagingen bij intermediaire presentaties
​
Bij sommige patiënten met een mutatie in het dystrofine-gen is het onderscheid tussen BMD en DMD niet altijd duidelijk. Klinisch, biochemisch en genetisch bewijs kan conflicteren, wat een zorgvuldige interpretatie vereist. Bijvoorbeeld:
​
-
Patiënten met een typische DMD-mutatie kunnen langer mobiel blijven dan verwacht.
-
Zeer lage dystrofinespiegels, die niet met standaardmethoden worden gedetecteerd, kunnen leiden tot foutieve classificaties.
​​
7. Diagnostiek bij dragers en vrouwen
​
Hoewel vrouwelijke dragers minder vaak symptomen vertonen, is genetische screening belangrijk voor vrouwen met een verhoogd risico. CK-tests zijn in deze gevallen vaak normaal, maar genetische analyses zoals MLPA en sequencing kunnen dragerschap bevestigen.
​
De weg naar een diagnose bij Becker spierdystrofie vereist een geïntegreerde aanpak waarbij klinische, biochemische en genetische gegevens worden samengebracht. Door deze aanpak kan onzekerheid worden verminderd en kan de juiste zorg worden geboden aan patiënten en hun families.